Het gaat niet goed met het gezin.
Dat las ik in de krant voor ik in de douche stapte.
Ik draai aan de knoppen van warm en koud water.
Het is moeilijk om de juiste temperatuur te vinden.

Van mijn zus kreeg ik witte macadamiamelk.
Ik duw de laatste rest uit de fles
en kijk hoe de zeep in mijn handen glijdt.
Ik herinner me de geur van familie
en huil harder dan de douche.

De zeep schuimt als schapenvellen.
Ooit hield ik een dood lam in mijn armen,
verstoten door zijn moeder.
Vlak voor hij stierf, rilde hij nog.
Alsof hij in morsecode zei:
Sommige dingen gaan niet goed.
En je kan er niets uit leren.

Ik heb wel geleerd hoe je een handdoek gebruikt.
Als ik het douchen van me af wrijf,
ben ik een slang die vervelt.
Mijn moeder hield niet van vervellen.
Van vernieuwen, van veranderen.

Ze was mede mogelijk gemaakt door peperkoek.
Ze wilde altijd sneetjes zonder parelsuiker,
die ik eraf mocht plukken.
Ik zette altijd Lipton thee voor haar,
met suiker en twee afgestreken lepeltjes citroen.

Als het lente werd, werkten we in de tuin.
Iedere lente vroeg ik haar iets over floxen
omdat ze ervan hield te zeggen
dat dat oma’s liefste bloemen waren.

We wiedden ook onkruid.
Alsof het vaders waren.
Keken of ik al in bloei stond,
en hoe ik later alleen nog in de diepte groeide.

Met de handdoek wrijf ik mijn huid droog.
Ik heb geen kleren aan.
Als je dan op de grond gaat zitten,
je knieën optrekt,
je armen om je benen slaat,
en heel diep inademt,
lijkt het of je wordt geknuffeld.

Ik ben niet goed in breken.


Kristien Spooren

Week 38 - les 3

De allermooiste zin

Ik lees een boek van achter naar voren en weet dat ik
zo meteen op de bladzijde kom waar iemand een kruisje
heeft gezet voor de allermooiste zin. Wat de allermooiste zin is
weet ik nog niet, maar het is de zin waar ik 's nachts om huil
omdat het ochtend is en ik een nacht niet heb gehuild
omdat het ochtend... Zo keer ik wat ik denk om in cirkels,
alsof ik met mijn wijsvinger een kristallen glas laat zingen.
Ik keer het om totdat het achterstevoren en binnenstebuiten
of omgekeerd is. Wanneer ik bij de zin met het kruisje kom,
sla ik de bladzijde om en beland in het deel van het boek
waarin alles nog goed was.

***
Lieke Marsman, 5, 2009

Vragen:
  1. Als jij een boek wilt gaan lezen, wat lees je dan eerst? De achterflap? De eerste zin? Misschien de laatste zin? Weet je waarom je dat doet?
  2. Houd je van verhalen met open eindes? Waarom wel of niet?
  3. Schrijf je weleens citaten/quotes/songteksten op? Welke weet je nu nog uit je hoofd? 
  4. Versregel 6: 'Zo keer ik wat ik denk om in cirkels': in welk stukje wordt er in cirkels gedraaid? 
  5. Versregel 7: Heeft dat 'in cirkels draaien' een doel/uitkomst? Op welke twee manieren legt de schrijfster dat doel/die uitkomst uit?
  6. Hoe las de ik-persoon het boek ook alweer?
  7. Versregel 10: 'sla ik de bladzijde om': leest de ik-persoon dan de bladzijde vóór of ná de allermooiste zin?
  8. Als die allermooiste zin een keerpunt zou aangeven in het verhaal, keert het verhaal dan ten goede of gaat het daarna de slechte kant op (als je het van voor naar achter zou lezen)?
  9. Hoe denk je dat het zou zijn om een verhaal van voor naar achteren te lezen? Welke problemen zou je tegenkomen? Wat zou er anders zijn? 
  10. Probeer het eens! 
  11. Anne Frank hield een 'mooiezinnenboek' bij. Misschien is dat ook wel iets voor jou.

week 38 - les 2

Longfuncties

Mocht ik iets kunnen leren,
zou ik mij willen specialiseren
in de longen, in de ultieme
kennis van dit machtig pulserend
borstkoraal, met zijn vurige rokken
als van een flamencodanseres.

Geen uitnodigender orgaan
dan dit, in welks zomen het hart —
dat schuwste aller holtedieren —
een schuilplaats vindt.

Zo adellijk is zijn karakter
dat het evenzeer geniet
van de vrolijke tabak
als van de dodelijke zuurstof.

En zijn binnenwanden bekleedt
met de huid van de wereld
om ons vertrouwd te maken
met het kelderstof
en de huidschilfers
van onze naasten.
L.F. Rosen (1953) | Longfuncties | Droomvlees, Sliedrecht 2008


Vragen:
  1. Wat zou jij later graag willen doen?
  2. Welke eigenschappen van jouzelf komen daarbij goed van pas?
  3. Bij biologie heb je een hoop geleerd over het menselijk lichaam. Wat weet je allemaal over de longen?
  4. Strofe 1: Waarom zou de schrijver de longen vergelijken met een 'koraal'? 
  5. Strofe 1: Probeer de visuele vergelijking met de flamencodanseres uit te leggen.
  6. Strofe 2: Als je zelf moest uitleggen waarom de longen 'uitnodigend' zijn, hoe zou je dat doen? 
  7. Strofe 2: Meestal wordt het hart als belangrijkste orgaan genoemd. Wat zegt de schrijver hier letterlijk over het hart? Wat denk je dat hij daarmee bedoelt?
  8. Strofe 3: Er wordt een vergelijking getrokken. Wat is het gekke aan de bijvoeglijke naamwoorden in combinatie met hun zelfstandig naamwoord?
  9. Strofe 4: De meeste organen bestaan aan hun binnenzijde uit andere materie dan de huid. Wat zou de schrijver bedoelen met 'zijn binnenwanden bekleedt met de huid van de wereld'?
  10. Strofe 4: We ademen de hele dag van alles in. De schrijver geeft een reden voor die 'huid van de wereld' aan de binnenkant van de longen. Hoe schrijft hij dat op? Wat zou hij daarmee bedoelen?
  11. Beschrijft de schrijver de longen als een kwetsbaar orgaan? 
  12. De longen worden gepersonificeerd. Wat voor karakter krijgen ze? En: zijn ze meer- of enkelvoudig in dit gedicht?

week 38 - les 1

Los

Dans en weet dat je bestaat
dans een dans op hete kolen
dans de gaten in je zolen
dans tot de planeet vergaat

dans tot alles is gezegd
dans tot je de tijd vergeet
dans zoals je ademhaalt
dans tot je de weg weer weet

dans om nooit meer stil te staan
dans de sterren en de maan
dans de bomen en het bos
niets meer vast en alles los 


Ingmar Heytze | Los


Vragen:
  1. Wat voor woorden, gevoelens en uitdrukkingen verbind jij met 'dansen'?
  2. Er valt gelijk een herhaling op! Welke is dat? En waar stopt die?
  3. Welke woorden gaan er over 'dansen'?
  4. Welke woorden vind je positief?
  5. Kun je stukjes vinden die je negatief vindt?
  6. Over strofe 1: Welke uitdrukkingen kun je vinden? Wat betekenen ze?
  7. Over strofe 2: Het gedicht heet 'Los'. Welke stukjes hebben te maken met 'los'? En welke betekenis van 'los' houd jij dan aan?
  8. Over strofe 3: Welke tegenstellingen kun je vinden?
  9. Wat zegt het gedicht volgens jou over 'dansen'?
  10. Probeer het gedicht eens te zingen of te rappen. Kun je erop dansen denk je? Hoe komt dat?
  11. Kun je de titel op meerdere manieren verklaren? Wat is volgens jou de verklaring, of wat zijn ze indien je er meerdere kunt bedenken?
  12. Probeer zelf eens een gedicht te schrijven over dansen!

Ze komt uit het grote niets waar we allemaal naar op weg zijn

Wat  is  er  zo  leuk  aan  haar?  ‘Hoe  lang  heb  je? Elin is nu anderhalf en begint woordjes te zeggen: op, af, uit. Ze kan goed duidelijk maken wat ze wil - en wat niet. Ze begint op alles ‘nee’  te  zeggen,  zoals  dat  hoort.  En  ze  leert  zich  aan te stellen: als ze aandacht wil, doet ze iets waarvan ze weet dat we er boos om worden. Er ontstaan rituelen. Als ik koffie zet,  drukt  zij  op  de  knopjes  van  de  espressomachine.  Dat vindt ze gaaf, met al die lampjes. En ze wil met alles helpen. De vaatwasser uitruimen bijvoorbeeld, met alle rampzalige gevolgen  van  dien.  Ze  zegt  ook  allerlei  woorden  waarvan we  niet  weten  wat  ze  betekenen.  Als  we  ze  terug  zeggen, moet ze vreselijk lachen. Dat vind ik te gek. Dat je tien minuten complete onzin met zo’n kind kunt praten en alleen maar  moet  lachen.  Het  is  entertainment.  Ze  vindt  het  leuk om je aandacht te hebben. Ze is bedachtzaam en kan lang in  een  hoekje  zitten,  maar  als  ze  een  podium  heeft,  maakt ze het graag anderen naar de zin. Daarin lijkt ze op mij.’

Vind  je  het  mooi  om  te  zien  hoe  er  een  karakter  uit  op rijst? ‘Ja,  dat  is  iets  wat  de  poëzie  overstijgt.  Je  kunt  jezelf een  scheppend  kunstenaar  vinden,  maar  een  kind  is  echt het  betere  werk. Toen  Elin  pas  was  geboren,  een  wezentje dat nog niet eens wist dat ze bestond, zat ik vaak naar haar te kijken en besefte: ze is een ruimtereiziger. Ze komt uit het grote  niets  waar  we  allemaal  naar  op  weg  zijn.  Het  raadsel van het leven ligt voor je neus.


Ingmar Heytze over zijn dochter Elin (1,5 jaar oud) in een interview met Ouders van nu

het ging over rozen, trombones, de maan

 Air mail

Vannacht lag ik iedereen brieven te schrijven
op luchtpostpapier. Het ging over rozen,
trombones, de maan.

Beter bewijs dat ik droomde bestaat niet:
ze zweefden als vliegtuigjes weg door de kamer
en kwamen in dromen van anderen aan.
Ingmar Heytze | Air mail | Uit: Het ging over rozen - Uitgeverij Podium 2002

Overal slapen de mensen

Overal slapen de mensen

Neergevallen waar ze vroeger stonden
het voorhoofd tegen de arm gedrukt
het gezicht naar de grond, rustig ademend.

Boven de aarde, onder warme dekens
onder stevige daken, op goed geluk in
elkaar gekropen, in zichzelf gedraaid

terwijl de wereld zich opent als een hand
terwijl vingers andere vingers zoeken
andere vingers andere vingers en de vissen

wiegen de zee tot rust en de schepen hun vracht
en de radio de vader en als een zachte doek
de vader de moeder, de lampjes de nacht.

Waarom waak je. Waarom moet
iemand waken, iemand aanwezig zijn.

Thomas Möhlmann | Uit: Kranen open, 2009, Uitgeverij Prometheus